Kinderverhalen

paardenavontuur

Het paardenavontuur

Het was een zonnige maandagmiddag in de voorjaarsvakantie. Zoals altijd fietste ik naar de paarden niet zo ver bij mij vandaan. Ik trok mijn jas aan, schopte mijn sloffen uit en deed mijn paardrijlaarzen aan en sprong op mijn fiets. Het veulentje waar ik al weken op gewacht had, stond op het punt geboren te worden. Onderweg was ik zo enthousiast dat ik bijna van mijn fiets kletterde. Na ongeveer vijf minuten was ik er. 

‘Charlotte hij is er bijna. Schiet op!’ riep Dirk, de baas van de paarden.

De dierenarts riep: ‘Nee hoor, hij is er al.’ 

Ik holde als een gek naar hem toe.  En daar zag ik een prachtig veulentje die schoongemaakt werd door haar moeder. 

We stonden er even stilletjes naar te kijken. De stilte werd verbroken door Dirk. 

‘Dit is dus wel echt het mooiste van paarden fokken, de bevalling.’ 

‘Ja,’ reageerde ik. 

‘Hij moet natuurlijk wel een naam hebben. Ik geef de eer aan jou Charlotte,’ zei Dirk. 

‘Serieus? Wauw! Nou… hij is mooi bruin met zwarte manen dus ik vind Prins een mooie toepasselijke naam.’ 

“Hij moet natuurlijk wel een naam hebben.”

Een paar jaar later borstel ik Prins zijn vacht. Dirk komt op me af. ‘Nou Charlotte, ik heb een verassing voor je.’ 

‘En dat is?’ antwoord ik. 

‘Aangezien jij Prins zo leuk vindt, mag jij hem wel leren om bereden te worden. En er dan zelf op rijden als je dat durft.’ 

‘Natuurlijk durf ik dat ik heb al vaker gereden hoor. Maar hoe ga ik hem leren bereden te worden dan?’ 

‘Het eerste wat je nodig hebt, is een zadel en geduld. Je moet niet zomaar opgeven en niet boos op Prins worden.’ 

‘Ik begrijp het.’ 

Na een paar minuten sta ik in de bak te proberen een zadel op een paard te krijgen. Nou, dat is moelijker dan je denkt. Hij springt al weg voordat ik het zadel omhoog heb getild. 

‘Volgens mij vindt Prins dit niet leuk, hoor. Misschien kan ik het maar beter niet doen en gewoon stoppen.’ 

‘Dit bedoel ik met niet opgeven Charlotte. Nou ja, zullen we maar even wat drinken en eten,’ zegt Dirk aan de rand van de bak. 

‘Oh ja alsjeblieft ik rammel.’ 

“Hij springt al weg voordat ik het zadel omhoog heb getild.”

Terwijl Dirk en ik van ons broodje aan het genieten zijn, horen we Prins hinniken. En nog een keer, en nog een keer. Ik ren naar buiten, Dirk rent achter me aan. 

We zien twee mannen die proberen Prins in de wagen te zetten. Maar Prins verzet zich tot het uiterste. 

‘He! laat hem gaan,’ roept Dirk woedend. 

Zo boos heb ik hem nog nooit gezien. Maar het is al te laat, de mannen zijn te sterk. Ze springen in de wagen en rijden weg.  Hulpeloos staren we voor ons uit. Hij stond zo voor het grijpen. We kunnen niks doen. Maar ik geef nog niet op, ik begin zo hard als ik kan te rennen. 

Prins hinnikt luidt zodat ik hem goed kan horen. Ik blijf maar rennen tot ik een vreselijke steek in mijn zij begin te voelen. Ik moet accepteren dat Prins weg is. Net als ik mij wil omdraaien, zie ik Dirk al zwaaiend naar mij toe rennen. 

‘Ben je helemaal gek geworden?’ roept hij. ‘Ze hadden je wel mee kunnen nemen.’ 

Hij trekt me aan mijn arm terug naar de manege.

“Ben je helemaal gek geworden?”

Daar aangekomen, kijk ik laag naar de grond. Allemaal voetsporen van twee mannen en een paard. Hij is zo te zien met geweld meegesleurd. 

Ook ligt er een wit papiertje in het zand. Ik kijk eerst op naar Dirk die verdrietig verder loopt. Misschien zijn de mannen die wel verloren. Met een adres erop op waar Prins werd heen gebracht. De hoop in mijn lichaam stijgt. Zou er toch nog een kans zijn dat ik hem nog een keer zie? Ik raap het op. 

Mijn voorspelling klopt. Met pen staat een adres geschreven. 

‘DIRK! DIRK!’

‘Wat.. wat is er?’ zegt dirk. 

Ik zie aan zijn gezicht dat hij gehuild heeft. 

‘Ik heb een briefje gevonden met een adres.’ 

‘Het adres van Prins?’ 

‘Denk het wel.’

We lopen samen naar de computer en zoeken naar het adres. Het is een andere manege. Maar dat moet dan wel de manege zijn die Prins gestolen heeft. We rennen naar de auto.

Na ongeveer tien minuten komen we aan. 

We lopen een mooie, grote manege met prachtige weilanden binnen. 

‘Hallo kan ik u ergens mee helpen?’ vraagt een aardige vrouw aan ons. 

‘Ja graag, ons paard is ongeveer een half uur gelden gestolen en toen we goed keken zagen we een papiertje liggen met dit adres erop.’ 

‘Oh wat vervelend van jullie paard. Nou ik weet hier niks van hoor.’ 

Dat zei ze iets te zenuwachtig vind ik, ik vertrouw haar niet. 

‘Kom maar kijken of jullie paard misschien tussen onze paarden staat.’ 

We lopen met de vrouw mee langs alle paarden. 

‘Nou, staat jullie paard ertussen?’

‘Nee,’ zegt Dirk.

Alle hoop zakt weer. 

‘Nou misschien hebben we het wel fout. Bedankt mevrouw.’ 

Dirk wil zich omdraaien. Nee dit kan niet. Hoe kan dat papiertje nou bij ons liggen? 

‘Hij moet hier zijn,’ roep ik naar de vrouw. 

“Alle hoop zakt weer.”

Plotseling hoor ik gehinnik. 

‘Zo dus u heeft nog een paard verborgen?’ roept Dirk woedend naar de vrouw. Hij duwt de vrouw opzij en loopt recht op het geluid af. Ik volg hem. 

‘He, jullie daar terug komen! Dit is privé terrein.’ 

Als we in de stal zijn, kunnen we onze ogen niet geloven. Prins staat daar en de twee mannen staan in de stal. Ze proberen om hem stil te houden. 

‘Ik bel de politie!’ roept Dirk. 

Nou veel dramatischer kan het niet, ze hadden blijkbaar een paard nodig die ze konden gebruiken voor wedstrijden. En blijkbaar wat Dirk voor mij geheimgehouden heeft, is dat Prins de zoon is van een geweldig racepaard. Ze zijn opgepakt en we moeten nog horen wat voor straf ze krijgen. 

“Ik bel de politie!”

‘Wauw, wat een verhaal zeg,’ zegt mijn juf. Iedereen van mijn klas zit met open mond mij aan te staren. Iemand steekt zijn vinger op. 

‘Ja?’ vraag ik. 

‘Hoe wist de andere manege nou dat Prins zo goed was in wedstrijd rijden?’ 

‘Goede vraag, weet je nog die dokter aan het begin van het verhaal? Zij ging na de geboorte van Prins naar die manege voor een ander paard. Ze heeft daar over Prins verteld en toen maakten zij een plan. Ze wilden wachten tot Prins oud genoeg was en hem dan stelen. En dat was dus mijn weekend.’ 

Ik ga zitten op mijn plek en pak mijn taalboek.   


Dit verhaal is geschreven door Karlijn (12 jaar)

©KarlijnNeef2021
Dit verhaal mag NIET worden gebruikt of gedrukt/gekopieerd zonder toestemming van de auteur. Vragen hierover gaan via Corinne Hamoen/kinderverhalen.nl