Kinderverhalen

aapje

Het vreemde appje

Ik liep buiten over straat. Het was gewoon een hele normale dag, totdat ik een appje kreeg van een onbekend nummer.
“Huh, wie kan dat zijn?”

In het appje stond: Kom om 2 uur ’s nachts naar de begraafplaats in Leiden.

Oh, wat kon dat nou betekenen? Maar toch, als ik erachter wilde komen wie dit appje gestuurd heeft dan moest ik wel naar die begraafplaats.

Ik liep verder en zag een man en ik dacht, deze man heb ik eerder gezien en ook gisteren. Oh nee, hij achtervolgde me en keek wat ik aan het doen was. Ik stopte, hij stopte ook. Ik draaide me om en keek naar de man. Hij deed alsof hij naar zijn telefoon keek en begon snel weg te lopen. Dat was raar. Had hij gehoord dat ik naar de begraafplaats ging om 2 uur ´s nachts en liep hij daarom met me mee? 

"Wie ben jij, hoe heet je?"

Ik liep voor de derde keer gewoon weer verder. Ik keek naar het appje en de onbekende kwam online. Ik moet snel iets schrijven, dacht ik.

Dus ik schreef: Wie ben jij, hoe heet je?

Hij zag het en was aan het typen. Hij stuurde een foto van een kist.

Ik snapte het echt niet. 

Hij schreef verder en er stond: Voordat je komt, moet je precies doen wat ik nu vertel.

Oké, typte ik.  

Goed, je staat voor de spiegel en zegt: “De positieve denker ziet het ontzichtbare.” Dan verschijnt er een edelsteen in je handen. Die neem je mee.

Oké, oké, typte ik.  

Verstop die edelsteen, de beveiliging mag hem niet zien, schreef de onbekende.

Oké, is goed.

"Nu was het nog enger!"

Ik liep snel naar huis. Toen ik in bed lag, viel me wat op. Ik keek door het raam en zag de man die me achtervolgde. Hij keek naar me met een verrekijker. Ik stond op en deed het raam open.

“Wat sta je te kijken, afschuwelijke achtervolger?” riep ik.

Ik deed het raam en de gordijnen gelijk weer dicht. Ook vond ik het wel een beetje eng. Opeens viel de elektriciteit uit. Nu was het nog enger. Maar het was niet de elektriciteit. Mijn moeder was gekomen en ze deed de lichten uit.

“Kom op lieverd, nu moet je gaan slapen.”

Het was al half 2. Ik deed alsof ik ging slapen, mijn moeder ging ook slapen. Yes, dit was mijn kans. Snel kleedde ik me aan en stapte op de fiets.

Heel snel fietste ik. Het was donker. Ik had die edelsteen goed in een zakje verstopt in mijn rugtas. Ik was er en ik zag niemand, alleen beveiligers. Ze merkten niks en lieten me gewoon naar binnen. Ik begon te zoeken. Midden op de begraafplaats bleef ik staan. Ik zag dezelfde kist als die op de foto. Ik ging ernaar toe ik bleef er staan.

“Eh, hallo? Is daar iemand?” begon ik. 

Ik hoorde mijn telefoon ik kreeg nog een appje: Wat fijn dat je bent gekomen.

Ik schreef terug: Hoe weet u dat ik ben gekomen?

Hij was aan het typen: Nou, kijk maar achter je.

Ik stopte mijn telefoon in mijn rugtas en draaide me om. Oh nee, het was de man die mij steeds achtervolgde.

“Nee, nee, nee, achteruit,” zei ik en ik pakte een tak van de grond. 

Maar het was al te laat. 

De man had me vast en gaf me een slaappil. Ik werd duizelig. Hij tilde me op en zette me in de kist.

“Oh hey, nee, nee, nee!”

Ik probeerde te gillen, maar dat lukte niet. Ik was te duizelig en viel al snel in slaap in de kist.

"Ik probeerde te gillen."

Een uur later werd ik wakker. Ik herinnerde me niks van het ongelukje bij de begraafplaats. Ik probeerde op te staan, maar ik zat vastgebonden op een stoel. Ik probeerde te gillen en deze keer lukte het me. De man die mij achtervolgde kwam binnen met een paar agenten bij zich. Agenten? Ik kon het niet geloven. De man deed zielig tegen de agenten. Hij begon te vertellen.

“Ja, ja. Kijk, hier is ze. Zij was het, zij viel me aan met een mes.” 

Ik keek naast me en er lag er een mes.

“Nee, dat deed ik niet!”

Ik vertelde wat de man mij aan had gedaan, maar de man kwam naar me toe en plakte mijn mond ook vast.

“We nemen haar mee,” zeiden de agenten.

“En u ook!” zei een ander.

“Wat, waarom ik?” vroeg de man. 

“Ik vertrouw je niet,” zei een agent.

Ze namen ons allebei mee naar het politiebureau.

De advocaat

De man had zichzelf gesneden met een mes en hij had het mes naast mij gelegd. Ik was van plan om alles te vertellen in het politiebureau. Ik vond het wel te ver gaan van de man. Ik hoorde een klein stemmetje achter me. Iemand zei wat tegen me. Ik draaide me om en ging naar de vrouw. Het was een advocaat. Ze was de eigenaar van de kelder waar de man me had vastgebonden. De advocaat wees me de weg en bracht me naar huis.

“Ik ga dit regelen voor je,” zei ze.

De advocaat ging snel terug en zocht een agent.

“Mijnheer, ik wil iets bespreken met u. Ik heb alle camerabeelden uit de kelder.”

De agent keek naar de beelden en onderzocht de vingerafdrukken op het mes. Alles werd duidelijk en ze gooiden de enge man in de cel.

Thuis lag in bed en bedacht me wat er allemaal was gebeurd. Als iemand die ik niet ken een appje stuurt, dan reageer ik niet meer.

Gelukkig was het goed afgelopen.

Dit verhaal is geschreven door Berra (11 jaar)

©Berra 2021
Dit verhaal mag NIET worden gebruikt of gedrukt/gekopieerd zonder toestemming van de auteur. Vragen hierover gaan via Corinne Hamoen/kinderverhalen.nl